maandag 7 mei 2012

Hoe de Appie mijn jeugdtrauma oploste

Na maandenlange scriptie-stress en andere aangelegenheden (zoals Koninginne- en Bevrijdingsdag) kan ik eindelijk weer eens ontspannen achter mijn computer zitten. Ondanks dat ik nauwelijks inspiratie had, de afgelopen weken - al mijn concentratie richtte zich op bronzen halsringen en grafvelden uit de ijzertijd - weet ik nu plotseling waar ik over schrijven moet. Dit dankzij mijn moeder en Albert Heijn. 


Mini-winkeltje
Dat komt zo. Toen ik klein(er) was, een jaar of zes, zat ik in mijn prinsessenfase. Ik droeg alleen maar jurkjes, wilde mijn haar laten groeien tot aan mijn knieholtes, legde een verzameling make-up aan en kapte de haren van mijn Barbies (lees: ik verfde ze blauw met nagellak). Elk jaar rond december, als de Intertoysgids in de brievenbus plofte, wist ik precies wat ik wilde hebben. Gretig spitte ik de folders door op zoek naar mijn favoriete speelgoed: een mini-winkeltje. Oh, ik zag het al helemaal voor me: hoe ik met een schort om achter de toonbank zou staan, kartonnen pakjes melk en plastic appeltjes verkopend aan al mijn klanten. Het was een mooie droom, ééntje die nooit bewaarheid werd bovendien. Hoe zeer ik het ook verlangde, Sinterklaas zag mijn wens elk jaar weer over het hoofd. Het was een grote teleurstelling. (Bijna net zo erg als toen ik de elf-Barbie met vleugels kreeg die, in tegenstelling tot wat je op de reclame zag, helemaal niet écht bleek te kunnen vliegen.) Bij gebrek aan beter maakte ik mijn eigen winkel, knipte mijn eigen papiergeld en 'verkocht' mijn knuffels en Barbies. Hoewel mijn ouders met engelengeduld elke keer weer de klant bleven spelen (wat een beproeving moet dat zijn geweest!) bleef ik stiekem hopen op het echte werk: de miniatuursupermarkt uit de Intertoys. 


De Barbie, die niet echt vliegen kon
Natuurlijk kreeg ik hem nooit. Vier jaar later was ik trouwens geen prinsesje meer en was ik veranderd in een echte tomboy, klimmend in bomen en met zulk kort haar dat ik net een jongetje leek. De winkeldroom vervaagde, maar bleef toch altijd sluimeren op de achtergrond. Toen mijn kleine nichtjes voor hun verjaardag een mandje kartonnen mini-producten kregen en meteen aan het winkelen sloegen, voelde ik het verlangen mee te doen. Het liefst had ik het kadootje stiekem meegenomen naar huis. "Dat heb ik nou willen hebben", verzuchtte ik tegen mijn moeder, die verbaasd opkeek: "Ik ook! Maar ik kreeg het nooit!" "Ik ook niet!" riep ik terug, "hoe vaak ik het ook aankruiste in de Intertoysgids." Mama snapte dat ze haar eigen jeugdtrauma op mij had overgebracht. We beseften tegelijkertijd dat het inmiddels te laat was om het op te lossen: onze kindertijd was voorbij en om nou als volwassenen een mini-winkeltje te beginnen...  


Toen ik echter een paar weken geleden bij mijn ouders was en rustig op de bank zat te lezen, kwam mijn moeder op me af met haar handen achter haar rug. Ze grijnsde van oor tot oor en zei: "Raad eens wat ik heb?" Vóór ik kon antwoorden, overhandigde ze me een Albert Heijn-blik, dat ik verbaasd heen en weer rammelde. Zo te horen zat het vol met...
"Maak maar open!", zei mama, nog altijd even blij. Langzaam haalde ik het deksel van de pot, om tot mijn grote verrassing een hele verzameling aan miniatuur-producten aan te treffen. Ik sprong een gat in de lucht. "Mag ik het houden?" vroeg ik, nog vol ongeloof. Dat mocht.  




Nu staat het blik op mijn kamertje in Leiden. Op gezette tijden maak ik het open en zet de kartonnen pakjes op een rijtje, om er een paar minuten naar te staren en ze te herschikken. Hoewel ik me wel eens druk maak om het feit dat de tomaat net zo groot is als een pak hagelslag, zet ik die ergernis gauw opzij - ik heb immers eindelijk mijn eigen winkeltje, en ondanks een gebrek aan klandizie, ben ik nog nooit zo tevreden geweest. De Appie is mijn redder in nood; na jaren is mijn jeugdtrauma verleden tijd. Mocht ik ooit een dochtertje krijgen, dan hoop ik dat ze ervan houdt om winkeltje te spelen.